Ik word wakker. Waar ben ik ? Ik ben niet thuis… Waarom ben ik
niet gewoon thuis ? Ik kijk om me heen en zie tralies… Tralies ? Ja, tralies…
Mijn blik glijdt langs de tralies van onder naar boven… Overal om me heen zie
ik stalen buizen lopen…
Hoe kom ik hier ? Ik heb geen idee, hoe hard ik mijn best ook
doe, ik kom er niet uit… Ik val weer in slaap.
Als ik weer wakker wordt, voel ik me wat beter. Ik sta op en
rek me uit… Auw, dat doet zeer aan mijn rug en ik word duizelig. Dat voelt niet
goed. Ik ga wat water drinken en dan maar
weer gauw liggen want lopen gaat niet zo best.
Als ik net weer lig, hoor ik iemand aankomen. Ik neem niet de
moeite om weer op te staan dat doet te veel pijn… Er staat iemand aan de andere
kant van de tralies naar me te kijken. Een manspersoon met een witte jas aan.
Een dokter ? Ik zou het niet weten. Hij praat tegen me. Jammer dat ik hem niet
kan verstaan, hij ziet er wel vriendelijk uit. Ik knik maar wat of is het
dommelen wat ik doe ?
De manspersoon is weg als ik mijn ogen weer opendoe. Er staat
eten voor me klaar, zie ik, niet dat ik honger heb. Ik sta op en ga toch maar
kijken wat het is. Mwah, niet zo als ik thuis gewend ben maar vooruit, ik moet
toch eten. Het smaakt wel, nog wat drinken en dan maar weer gauw plat, zitten
is niets…
Na een poosje dommelen, komt er een vrouwspersoon bij de
tralies, ze praat tegen me met zachte stem. ‘Hallo jongen’, zegt ze, ‘gaat het
weer een beetje ?’ Ik knik… Ze doet de deur open en stapt naar binnen. Ze bukt
zich over me heen en controleert het verband wat om mijn middel zit. ‘Dat zit
nog goed’, zegt ze en klopt op mijn schouder. Ik hou me goed, het doet wat
zeer, net alsof ik tegen een bus ben aangelopen. Ze draait zich om en zegt: ‘Er
komt zo iemand om even met je te wandelen. Dat moet toch even gebeuren ook al
doet lopen je pijn’. Echt blij ben ik daar niet mee maar wat moet, dat moet…
Voor mijn gevoel heb ik uren geslapen als ik wakker word van
een geluid, ik kan het niet thuisbrengen… Ik vraag me nog steeds af wat ik hier
doe en vooral hoe ik hier ben gekomen. Het is zo niet thuis… Ik kijk op en zie
een ander vrouwspersoon staan. Zij zal zeker met me gaan wandelen. Ze doet de
deur open en vraagt : ‘Ga je mee?’ Ik sta moeizaam op en loop naar de deur.
Oooh, alles doet pijn… Wat heb ik toch ?
Langzaam lopen we naar een deur, de vrouwspersoon doet hem open en gaat me voor. Ik stap achter haar aan naar buiten. Vreemde omgeving, ik herken niets. We lopen een klein stukje voordat ik zo duizelig word dat ik écht moet gaan zitten. Dat valt niet mee om te lopen als de wereld rond je heen tolt. De vrouwspersoon komt bij me zitten en praat zachtjes tegen me. ‘Het komt wel goed’, zegt ze. ‘Je hebt nu last van de wond maar dat wordt vanzelf beter’.
Wond ? Waar heeft ze het over ? Oh, dat is vast waar dat
verband zit en waar de pijn vandaan komt. Maar hoe kom ik daaraan ? Vertelde ze
dat maar… Ik zucht en sta op, we moeten toch verder… Ze staat ook op en loopt
in rustig tempo een stukje verder, ik sjok achter haar aan. Tot daar en niet
verder, denk ik en ga pontificaal weer zitten.
Ze komt naar me toe en vraagt: ‘Gaat het nog ?’ Ik schud mijn hoofd van nee… Ze bukt zich en tilt me op in haar armen. Wat een geluk dat ik klein ben, denk ik nog, voordat ik flauw val.
Ze komt naar me toe en vraagt: ‘Gaat het nog ?’ Ik schud mijn hoofd van nee… Ze bukt zich en tilt me op in haar armen. Wat een geluk dat ik klein ben, denk ik nog, voordat ik flauw val.
Ik kom bij in de ruimte met de tralies. De deur staat open en ik hoor stemmen. Bekende stemmen ! Ik zie een manspersoon naar de deur lopen. Ik ken hem ! Ik noem hem Baas…
Baas komt dichterbij en gluurt door de deur naar binnen. ‘Hij
is wakker’, zegt hij. Ik kijk hem aan. Baas ziet het en zegt: ‘Hoe is het nou,
jongen ? We zijn vreselijk geschrokken toen je door die auto werd aangereden’.
Is dat wat er is gebeurt ? Ben ik aangereden ? Dat verklaart een hoop…
Baas loopt weg en ik hoor hem praten met de vrouwspersoon. Ik
lig stilletjes te denken wat er gebeurt is en langzaam komt er een beeld binnen
van een bal en een auto. En dan weet ik het weer. Ik rende achter een bal aan
en zag de auto niet aankomen. En toen was het Boem! en alles werd zwart. Totdat
ik hier wakker werd. Maar wat is hier ? Dat weet ik nog steeds niet. Baas komt
weer naar me toe en zegt: ‘Ik mag je mee naar huis nemen als je belooft dat je
nooit meer zomaar achter een bal aan de straat op rent’. Ik knik en Baas pakt
me voorzichtig van mijn bed op. Ik protesteer, ik kan zelf wel lopen. Baas zet
me neer en ik doe een paar stappen. Pff, valt nog niet mee maar ik houd vol.
Ik kijk nu eens goed om me heen. Ik zie een aantal huisjes met
tralies en een grote tafel met een wit kleed erop. Bij de tafel staan Baas en
een vrouwspersoon te praten. Ik loop er langzaam heen en luister naar wat ze
zeggen: ‘Hij moet twee maal daags een tablet hebben en U moet elke dag de wond
reinigen met deze zalf en een nieuw verband aanleggen. Volgende week komt U
terug en halen we de hechtingen eruit’, zegt de vrouwspersoon tegen Baas. ‘Komt
in orde’, zegt Baas, ‘dank U wel voor de goede zorgen, dokter. We zien U
volgende week’.
Baas draait zich om en kijkt naar me. Ik kijk terug. Baas lacht
naar me. ‘Je kijkt al weer eigenwijs, volgens mij gaat het wel goed met je’,
zegt hij. Het gaat inderdaad al wat beter. Slapen heeft me goed gedaan maar nu
wil ik wel naar huis. Ik loop langzaam naar de deur en Baas komt achter me aan.
Tijdens de autorit lig ik op de achterbank een beetje te
suffen. De auto stopt en Baas stapt uit. Hij doet de achterdeur open en tilt me
van de bank op. Met zijn knie doet hij de voor en achterdeur dicht. Hij loopt
het tuinpad op en ik denk: eindelijk thuis !
De voordeur gaat open en daar staat Vrouwtje (zo noem ik haar)
met Kindje al te wachten op me. Kindje overlaad me met kusjes… Vrouwtje raakt
me zachtjes aan waar het verband zit. ‘Ach jochie toch’, zegt ze, ‘wat zal dat
zeer doen’. Ik schud van nee, het valt nu wel mee. We gaan naar binnen en Baas
legt me op de bank. Vrouwtje komt naast me zitten en Kindje gaat op de grond
voor de bank zitten. ‘Mamma’, zegt ze met een zacht stemmetje, ‘komt het weer
goed met Meaglin?’ Ik vraag me een seconde af wie Meaglin is… Oh, dat ben ik !
Pff, ben ik toch nog niet zo bij als ik dacht.
Vrouwtje kijkt naar Kindje en
knikt van ja. ‘We moeten wel zorgen dat Meaglin nu rustig kan liggen en kan
slapen, dat is belangrijk. Kom je mee naar de keuken dan gaan we lekker eten
maken voor hem en mag jij het hem straks geven’. Kindje knikt blij. Ze lopen
samen naar de keuken. Ik lig heerlijk met mijn deken op de bank. Toch maar even
een slaapje doen.
Als ik wakker word, staat Kindje naast de bank met een bordje
in haar handjes. Ze kijkt naar me. ‘Mamma’, roept ze, ‘Meaglin is wakker, mag
ik hem nu eten geven?’ Vrouwtje komt aangelopen en zegt: ‘Ja hoor, zet zijn
bordje maar neer’.
Ik wil van de bank afstappen maar Vrouwtje houdt me tegen. ‘Dat mag nog niet’, zegt ze en tilt me op en zet me bij het bordje. Dat ziet er goed uit. Ik eet mijn hele bordje leeg.
Ik wil van de bank afstappen maar Vrouwtje houdt me tegen. ‘Dat mag nog niet’, zegt ze en tilt me op en zet me bij het bordje. Dat ziet er goed uit. Ik eet mijn hele bordje leeg.
Later op de avond nadat ik een klein stukje gelopen heb met
Baas, dat moest van de dokter had Baas tegen Vrouwtje verteld, verschoont hij
het verband en krijg ik een tabletje tegen de pijn. Ik word er slaperig van. Ik
schommel naar de bank maar voordat ik kan gaan liggen, pakt Vrouwtje me op en
knuffelt me stevig. Ze huilt een beetje… ‘Ik ben zo blij dat alles weer goed
komt met je. Ik was zo geschrokken toen je onder die auto kwam. Je lag er zo
stilletjes bij…’ Ze legt me op de bank en geeft me nog een knuffel.
Ik sluit
mijn ogen en bedenk me : ondanks alles is het leven van een teckel zo gek nog
niet…
®Mamouna